Aan Hem gelijk

1 Korinthe 15:37, 38

En wat u zaait, daarvan zaait u niet het lichaam dat worden zal, maar een kale graankorrel, al naar het voorvalt, van tarwe of van een van de andere graansoorten. God echter geeft daaraan een lichaam zoals Hij heeft gewild, en aan elk van de zaden zijn eigen lichaam.

Wat voor lichaam zal er dan opstaan uit de dood? Het antwoord van Paulus is dat het een ander lichaam zal zijn dan wat werd gezaaid. God geeft er Zelf een vorm aan, zoals Hij dat heeft gewild. Er groeit iets nieuws. Het is méér en anders dan wat er is gezaaid, maar het is wel van hetzelfde soort. Net als in de natuur gebeurt, zal het gaan in de opstanding. We zullen niet hetzelfde zijn, maar we zullen wel voluit mens zijn en blijven.
We worden een nieuw mens met een ander lichaam dan wij hadden. Het is niet meer het bestaan van  de  eerste  mens,  Adam,  maar  van  de  tweede  mens, Jezus. Johannes schreef: ‘Geliefden, nu zijn wij kinderen van God, en het is nog niet geopenbaard wat we zullen zijn. Maar wij weten dat, als Hij geopenbaard zal zijn, wij Hem gelijk zullen zijn; want wij zullen Hem zien zoals Hij is’ (1 Joh. 3:2).

Hoe weinig wij er ook nog over kunnen zeggen, één ding is duidelijk: de Opgestane is – oneerbiedig gezegd – geen levend geworden lijk. Hij ontvangt een nieuw, hemels lichaam van God. Hij kan met dat lichaam de heerlijkheid aandoen. Hij kan Zich bewegen tussen de heerlijkheid van God en ons aardse bestaan. Die heerlijkheid is overigens niet heel ver weg in de ruimte, maar is een andere dimensie. Dat blijkt uit het feit dat Jezus zich na Zijn opstanding ‘soepel’ beweegt tussen de ene en andere dimensie. Hij verschijnt aan de Zijnen, terwijl de deuren gesloten zijn en verdwijnt weer uit hun ogen. Voor ons is die hemelse dimensie nog onbereikbaar, tenzij God Zelf van de andere kant de deur opent.

Denk maar aan het verhaal van Stefanus. ‘Ik zie de hemelen geopend’, zei Stefanus, toen hij gestenigd werd. Vlak voor zijn ogen ging de deur naar de heerlijkheid open. Hij kon zo naar binnen kijken, en al stervend naar binnen lopen. Wat nu als Christus weerkomt voordat je sterft? Dan zal je lichaam in een ondeelbaar ogenblik veranderd worden (1 Kor. 15:52). Want dit vergankelijke moet onvergankelijkheid aandoen en dit  sterfelijke  onsterfelijkheid,  schrijft Paulus. Met een klein zeilbootje kun je wel een meer overzeilen, maar geen oceaan oversteken. Zo is het lichaam van Adam niet berekend op de eeuwigheid. Alleen het lichaam van de Here uit de hemel volstaat.

Jezus leeft! Hem is het rijk over al wat is gegeven.
En ik zal, aan Hem gelijk, eeuwig heersen, eeuwig leven.
God blijft zijn beloften trouw, – dit is al waar ik op bouw.

(Lied 641:2, LB)

Uit: De hemel dichterbij, door ds. P.J. Visser