Buiten
Mattheüs 8:12
En de kinderen van het Koninkrijk zullen buitengeworpen worden in de buitenste duisternis; daar zal men jammeren en tandenknarsen.
Jezus wond er geen doekjes om. Hij zei precies waar het op stond. Hij wist als geen ander hoe ontzettend de realiteit van de hel is. Met verschillende beelden beschrijft Hij het afschrikwekkende ervan. Zo benoemde Hij de hel als plaats van buitenste duisternis. Drie keer in Mattheüs wordt dat gezegd (Matth. 8:12, 22:13, 25:30). En het aangrijpende is wel dat dit steeds gebeurt tegenover mensen die God kennen, tegenover leden van het volk Israël. De kinderen van het Koninkrijk lopen blijkbaar gevaar om buitengeworpen te worden.
Het beeld dat Jezus gebruikte, was bekend in de wereld van toen. In een oosters huis had je vaak een soort binnenplaats en daaromheen stond een muur. Wie als knecht verbonden was aan het huis, bivakkeerde op en rond die binnen- plaats. Daar bevonden zich de vertrekken van de bedienden. Die leefden weliswaar in de schaduw en bescherming van dat huis, werden ook vanuit dat huis gevoed, maar waren daarmee geen kind in huis. Het ging erom – en hier gaat het beeld mank – dat je van ‘bediende op de binnenplaats’ door bekering en geloof werd tot ‘kind in huis’. Daartoe was Israël geroepen en bestemd. Maar helaas, ze bleven vaak meer knecht, dan dat ze kind werden. Wie echter geen kind aan huis wordt, zei Jezus, die wordt er op een dag uitgezet. En komt terecht buiten de poort: in de buitenste duisternis. In tegenstelling tot de binnenplaats dringt daar ’s nachts geen straaltje licht meer door vanuit het huis. Daar ben je overgeleverd aan jezelf en aan alles wat in het donker rondsluipt.
Wat dit betekent? Zolang je leeft op aarde, verkeer je als het ware op de ‘binnenplaats’. Je deelt mee in de zegen van het ‘huis’. Want God doet de zon opgaan over rechtvaardigen en onrechtvaardigen. Soms is er op ‘de binnen- plaats’ zelfs overvloed. Bovendien valt er vanuit het huis op die plek nog het nodige ‘licht’ en gelden daar tot op zekere hoogte de ‘goede regels’ van het huis. Niet alle licht is daar gedoofd. En we staan nog niet helemaal in de kou. Er gebeurt nog allerlei goeds en het kwade kan niet ongestoord zijn gang gaan. Want de Heer van het huis heeft het ook op een bepaalde manier voor het zeggen op de binnenplaats. Buiten de poort, in de buitenste duisternis, is dat allemaal voorbij. Geen zegen meer, geen enkel lichtstraaltje, niets goeds… alleen maar al het kwaad dat zich denken laat.
God, wij hebben geen woorden voor de verlorenheid. Toch kunnen we er niet over zwijgen, omdat U erover spreekt. Help ons om het ter harte te nemen. En maak ons tot kind aan huis bij U. Om Jezus’ wil. Amen.
Uit: De hemel dichterbij, door ds. P.J. Visser