De Herder staat open
Johannes 10, 9 Ik ben de deur: wanneer iemand door Mij binnenkomt zal hij gered worden; hij zal in- en uitlopen, en hij zal weidegrond vinden (NBV21).
De ‘open deur’. Er waren zelfs samenkomsten in kerk met deze naam. Diensten waarin iedereen welkom was, geen drempels, geen blokkades, geen voorwaarden. Iedereen was welkom.
Dat is niets bijzonders eigenlijk. Wanneer het Evangelie klinkt, mag iedereen luisteren. Blijkbaar was dit in die tijd niet zo vanzelfsprekend en was de kerk voor buitenstaanders en minder ingewijde mensen ontoegankelijk geworden. Nee, Jezus is de Deur die open is. Laat alle mensen tot Mij komen.
Trouwens, op een andere manier stond de deur van het Evangelie op een kier. Niet iedereen kon zomaar zalig worden. Velen zijn geroepen, maar weinig mensen uitverkoren. Ik moest vooral niet denken dat ik zomaar, één, twee, drie er bij hoorde. De leer van de uitverkiezing beperkte het aantal sterk. In ernstige preken stond de deur van het Evangelie voor mij op een kiertje. Het evangelie blijkt ruim.
Er is geen reden dat ik een open deur zou moeten ‘intrappen’. Geweld en geloof horen niet bij elkaar. Door Jezus, Die de Deur is, binnengaan. Hij is de enige opening. Zoals schapen alleen maar via de deur van de schaapskooi naar binnen kunnen komen, zo kan ik alleen maar zalig worden door Jezus. Wanneer Hij Zich deur noemt, is Hij de enige doorgang tot het heil. Geborgenheid is er alleen via Hem.
Nacht en dag. Rusten en eten. Dorsten en drinken. Donkerte en daglicht. Gevaren en veiligheid. Verwonding en heling. Angst en vrede. Schuld en dwalen. Ik ben de Deur van de schapen. Ik leef in een wereld met allerlei gevaren, onzekerheden, zorgen, tekorten, fouten, bedrog, enz. Maar ik mag bij Hem in- en uitlopen. Er is voldoende weide en water. Er is ook voldoende geborgenheid en rust. Heil in de breedste zin van het woord. Hij bekommert Zich om mij. Hij heeft hart voor mij. Zijn hart staat open. Hij is toegankelijk. Ik hoef de deur niet plat te lopen, want deze staat al open.
Het is Goede Vrijdag geweest en Pasen. De steen is weggerold. Hij is uit de doden weer gebracht. Hij leeft. Hij is de enige Herder, Die ook Zelf Deur is. Beelden vallen samen en versterken elkaar. Des te meer reden om het er op te wagen. Ik zal opstaan. Ik meld mij bij de poort. Bij Hem, Die zegt dat Hij voor mij open staat. Het klopt. Hij klopt op mijn hart. Hier staat het: Ik ben de Deur. Dat was zo. Dat is zo. Dat blijft zo. Hij staat voor mij open! Zelfs voor mij.
Ds. Fré van Roest